Het akkoord is bereikt op de dag voor de beëdiging van de nieuwe extreem-rechtse regering.
De nieuwe regering van Israël heeft woensdag een akkoord bereikt over de uitbreiding van de nederzettingen in Hebron.
Het besluit kwam een dag voordat de nieuwe regering, een uiterst rechtse coalitie van Likud, de partij Religious Zionism en de ultra-orthodoxe religieuze partijen Shas en United Torah Judaism, worden beëdigd.
De maatregel zal de Joodse gemeenschap in Hebron versterken en de autoriteiten in staat stellen het staatsburgerschap in te trekken en Israëlische Arabieren die “terroristen” blijken te zijn, te deporteren.
De overeenkomst is een van de vele wettelijke besluiten die bedoeld zijn om het streven van de regering naar uitbreiding van illegale Joodse nederzettingen op de bezette Westelijke Jordaanoever te ondersteunen.
De Knesset keurde woensdag ook de “Ben-Gvir-wet” goed, die Itamar Ben-Gvir, de nieuwe minister van Nationale Veiligheid, meer bevoegdheden geeft over de politie.
De coalitie stemde ook in met hervormingen van het rechtsstelsel, waarvan er één een meerderheid van de Knesset in staat zal stellen uitspraken van het Hooggerechtshof terzijde te schuiven.
Volgens de voorzitter van de Knesset zal het parlement donderdag stemmen over de nieuwe regering, na twee maanden van coalitieonderhandelingen.
De Ibrahimi-moskee in Hebron wordt door zowel joden, moslims als christenen beschouwd als een heilige plaats als de geboorteplaats van profeet Abraham, de aartsvader van de drie godsdiensten.
In 1994 drong een gewapende joodse kolonist, Baruch Goldstein, tijdens de islamitische heilige maand Ramadan het complex binnen en opende het vuur op moslimaanbidders, waarbij 29 mensen werden gedood en meer dan 120 gewond.
Voor Ben-Gvir en veel van zijn volgelingen is Goldstein een held.
Goldstein ligt begraven in Ben-Gvirs woonplaats, en zijn graf wordt door veel kolonisten beschouwd als een heiligdom.
Tot zijn recente verkiezing in de Knesset hing een foto van Goldstein aan de muur van Ben-Gvirs huis.